Het nieuwe schooljaar is van start gegaan! Het is belangrijk om leerlingen snel te leren kennen en voor leerlingen met een extra ondersteuningsvraag geldt dat des te meer. Hoe pak je dat aan? Hoe zorg je ervoor dat leerlingen goed ‘landen’ op school en vanaf dag één de begeleiding krijgen die ze nodig hebben? Wij vroegen het aan drie mentoren in deze tweede editie van In Verbinding.
Ivo Verbeek, mentor leerjaar 2 & leerlingbegeleider OBC Huissen
“Ik ben nu mentor van een tweedejaarsklas en inmiddels ken ik de pappenheimers wel en krijgen ze de zorg die ze nodig hebben. Maar als je leerlingen van de basisschool krijgt, ga je kijken naar de papieren leerling. Als mentor moet je een soort fingerspitzengevoel creëren, want je weet nooit hoe een kind zich ontwikkelt bij ons op school in een wat meer homogene klas. Zij kunnen dan echt excelleren en ook meer successen ervaren. Als kinderen extra hulp nodig hebben, kunnen wij altijd snel schakelen. We hebben namelijk een behoorlijk zorgsysteem bij ons op school. Wij hebben ook vangnetten gecreëerd om de dooie hoek van mentoren op te vangen: mentorgesprekken, rapportage van de basisschool, overleg met ouders, betrokken instanties zullen ook gehoord zijn. Het is dan de inschatting van de mentor of er externe deskundigen moeten worden ingeschakeld. Stel je voor: leerlingen met een specifiek probleem komen bij een amateurpsycholoog terecht: de mentor. Je bent een mentor, niet een therapeut. Wij hebben niet die vakkennis!”
Explosieve toename hulpvragen
“De hulpvragen zijn geëxplodeerd. Toen ik hier twintig jaar geleden als een van de twee leerlingbegeleiders begon, deden wij bijna alles zelf. We hadden wel een zorgadviesteam met wat externen. Ik weet nog dat we tijdens elke jaarevaluatie inbrachten dat het wel wat minder mocht met de bureaucratie; we zijn uiteindelijk een school. Dat zijn profetische woorden gebleken. Het is niet een beetje toegenomen, maar geëxplodeerd. Ik zeg thuis wel eens: we zijn geen school meer, maar een crèche voor pubers.”
Gemeenschappelijk belang: het kind
“Het is een maatschappelijke tendens. Er wordt meer ingezoomd op het individu en er wordt steeds meer verwacht van een docent. Al die zorg maakt het niet makkelijker in een klaslokaal. Leerlingen worden snel gelabeld. Ik heb wel eens het idee dat we aan het overfaciliteren zijn: we zijn leerlingen eindeloos aan het verzorgen om ze aan een diploma proberen te helpen. Daar zit een hellend vlak in waarvan ik niet een-twee-drie zie hoe we die kunnen keren. We zijn nationaal een soort consumentisme aan het creëren waarvan ouders denken dat ze een product afnemen bij ons. Uiteindelijk blijft het een school en hebben we een gemeenschappelijk belang: het kind. Je kunt je overigens ook afvragen: is ons basisniveau niet al langzaam speciaal onderwijs?”
"Ik heb wel eens het idee dat we aan het overfaciliteren zijn: leerlingen eindeloos aan het verzorgen om ze aan een diploma te helpen"
"Kinderen moeten niet hun labeltje worden. We moeten niet te veel op labeltjes afgaan, maar op de mens"
Bart Groenenberg, co-mentor eerstejaars OBC Elst
“Ik heb veel leerlingen in de klas met een extra ondersteuningsvraag. Die vragen nemen enorm toe de laatste jaren en ze lijken ook complexer. Dat komt ook doordat ze een aantal jaren geleden het passend onderwijs bij het reguliere onderwijs hebben gevoegd. Aan de ene kant zit er een heel mooie gedachte achter: we willen zoveel mogelijk mensen behandelen als een gelijke, ik denk alleen dat de uitwerking ervan niet heel wenselijk is verlopen. Ik ben er niet voor opgeleid.”
Leerlingen behandelen als een gelijke
“Ik wil dat kinderen een kans krijgen om zo normaal mogelijk te starten. Sommige mensen zullen de dossiers helemaal doorspitten en willen dan precies weten wat er aan de hand is met een leerling. Ik let wel op of er dingen zijn waar ik rekening mee moet houden. Daarna zal ik pas de dossiers doorspitten. Ik heb best vaak meegemaakt dat een kind een dossier heeft met een hele handleiding, maar dat is dan helemaal niet het kind dat ik zie. Ze komen in een nieuwe setting: een nieuwe school, andere kinderen om zich heen.”
Warme overdracht
“Om te helpen bij die zachte landing, gaat een aantal docenten of een teamleider langs op de basisschool voor een intakegesprek en spreken ze de kinderen door. Dat noemen we een warme overdracht en die krijg ik. Voor de school start, krijgen de ouders ook een brief thuis. Zijn er dingen waar we extra rekening mee moeten houden, voordat de zomervakantie begint? We hebben dan ook een kennismaking met kleine activiteiten, zodat ze voor de vakantie al weten: wie is je mentor? Bij wie zit ik in de klas? Ze krijgen dan ook een rondleiding zonder ouderejaars die dreigend in een hoekje zitten. Een veilige omgeving. We zijn ook een kleine school, dat spreekt sowieso al zorgleerlingen aan.”
Kinderen moeten niet hun labeltje worden
“Persoonlijk vind ik het heel erg belangrijk om kinderen zo veel mogelijk in hun waarde te laten en een kans te geven. Kinderen moeten niet hun labeltje worden. ‘Ik kan dit niet: want ik ben autistisch.’ We moeten niet te veel op labeltjes afgaan, maar op de mens.”
Karin van de Kamp, mentor leerjaar 2/3 van leerroute 4/5 VSO Het Prisma
“Brugklassers hebben voor de zomervakantie al een doorschuifochtend, waarbij ze kennis maken met de nieuwe mentor en andere klasgenoten. We nemen ook contact op met de ouders: hoe was de zomervakantie, hebben ze er zin in? De eerste dag is een leuke dag vol met activiteiten, spelletjes, praktijkvakken om kennis te maken met het vak. We proberen ze te leren kennen: als we die connectie niet hebben, kun je aan een dood paard gaan trekken, maar dat heeft geen zin. Eerst connectie, dan correctie.”
Leerlingen een veilig gevoel geven
“In mijn klas hebben ze allemaal een extra ondersteuningsvraag. Ze hebben moeite met leren en sociaal emotioneel zijn ze niet leeftijdsadequaat. Hebben ze extra ondersteuning nodig? Dan kunnen ze één op één begeleiding krijgen. Wij kunnen niet te gefocust zijn op die ene leerling en dan de rest van de klas geen aandacht geven. Verder houd ik heel erg van structuur: rust inbouwen, een vast lesrooster, weten wat ze aan ons hebben. Leerlingen voelen zich dan veiliger, landen voorzichtig en kunnen zich verder ontwikkelen.”
De driehoek moet in evenwicht zijn
“Vorig jaar hadden we een leerling in de klas die zich kort voor de zomervakantie had aangemeld. Ze kon alleen maar huilen, was een en al spanning. We vroegen ons af: ’Is dit wel de juiste plek?’ Daar kan ik nu mee lezen en schrijven. Ze weet precies wat ze wel of niet kan doen. Dat is heel knap van die leerling en wij hebben er ook heel hard aan gewerkt door structuur aan te bieden en korte lijntjes te houden met ouders/begeleiders. Zij moeten ook weten dat je ons altijd kunt vragen, mailen, bellen om een connectie aan te gaan met ons. Als ik als mentor niet weet hoe een kind thuis is, wordt het voor ons heel ingewikkeld. De driehoek – mentor, ouders, leerling – moet in evenwicht zijn.”