“We willen met elkaar de beweging maken om zoveel mogelijk inclusief onderwijs aan te bieden”. Janine van Drieënhuizen, sinds twee jaar locatiedirecteur van het Guido Arnhem, is ervan overtuigd dat het beter is voor de ontwikkeling van kinderen als ze samen opgroeien. Zonder tweedeling tussen speciaal en regulier onderwijs – tenzij het echt nodig is. Op haar school is daarom vorig jaar een symbiosetraject opgezet.
Het Guido Arnhem is een kleine en dus aantrekkelijke school voor leerlingen waarvan het belangrijk is dat ze echt gezien worden. “Wij kennen alle leerlingen en dat creëert een veilige omgeving. Binnen het Samenwerkingsverband zijn we altijd actief om ons steentje bij te dragen aan passend onderwijs”, aldus Janine. Samen met het VSO Mariëndael hebben ze een samenwerking opgezet tussen regulier voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Daaruit volgde het symbiosetraject. Stap één? Kleine klassen in leerjaar 1 inrichten waarin symbioseleerlingen een plek hebben. “Symbioseleerlingen zijn leerlingen met een extra zorgvraag die met ‘gewone’ leerlingen in een klas zitten.” Het Guido Arnhem heeft vervolgens een jaar lang gewerkt om te zorgen voor een heldere structuur voor deze klassen: de Kapstok.
Minder gezichten, meer rust
De Kapstok is ontwikkeld voor andere scholen die ook geïnteresseerd zijn in het opzetten van een symbiosetraject. Het omvat een aantal randvoorwaarden om de leerlingen op een goede manier de aandacht en zorg te geven die ze nodig hebben. “Je hebt echt kleine klassen nodig van maximaal achttien leerlingen. Ook heb je een onderwijsassistent nodig die meehelpt bij de praktijkvakken, zoals techniek en koken. Wij bespreken de leerlingen één keer per maand in een teamvergadering, zodat we met z’n allen goed op de hoogte blijven van ieders ontwikkeling. Ook staan er in totaal minder docenten voor de klas, want de docenten geven meerdere vakken. Dan zien de leerlingen minder gezichten en dat geeft meer rust in de klas. Elke docent heeft namelijk toch een andere aanpak. In het kader van rust: basisvakken worden aan het begin van de dag gegeven en op maandag beginnen we de week met een mentoruur, waarin we vooruit kijken naar de rest van de week.”
“Iedereen is waardevol. Ook als je autistisch of klein bent: je hoort erbij.”
“Ik denk dat we zoveel mogelijk moeten proberen om kinderen met elkaar te laten opgroeien, zonder tweedeling tussen speciaal en regulier onderwijs.”
‘Onderdeel van hoe we zijn’
De aanpak bleek succesvol. “Onze leraren zeiden vorig jaar heel enthousiast: ‘Dit is de minst problematische klas die we hebben’”, lacht Janine. “Het eerste jaar is zo succesvol verlopen, dat we zelfs van een aantal leerlingen hebben gezegd: dat is geen symbioseleerling meer, die heeft geen extra aandacht meer nodig en echt zijn plekje gevonden in het voortgezet onderwijs.” Het bleek zelfs zó succesvol, dat de school dit jaar veel meer nieuwe aanmeldingen van leerlingen had – met zwaardere rugzakjes. Het is de reden waarom het niet gelukt is klassen van 18 leerlingen te maken. Daarom wordt er dit jaar meer gedaan aan de professionalisering van de docenten.
Want hoe ga je nu om met leerlingen met een rugzak? Volgen Jeanine moet je dieper kijken dan alleen naar het gedrag van de leerling. De docenten van het Guido Arnhem zijn niet speciaal opgeleid voor speciaal onderwijs, maar hebben wel het juiste gevoel om met deze leerlingen te werken. De betrokkenheid is er groot, heel groot. “Het is onderdeel van hoe wij zijn. Het zit in onze cultuur, de knusheid van onze school. Als de school groter is, is het lastiger om elke leerling te leren kennen.”
Inclusief onderwijs
Maar met alleen betrokkenheid ben je er nog niet. Bij het opzetten van een symbioseklas komen ook extra kosten kijken – waar het Samenwerkingsverband een bijdrage voor heeft geleverd. Die kosten zitten ‘m vooral in mankracht: er is een dubbel mentoraat nodig en iemand vanuit het speciale onderwijs die wordt vrijgemaakt om de mentoren te begeleiden. “Zo iemand is enorm nuttig, omdat hij of zij het echt gewend is om naar deze zorgleerlingen te kijken. En ook beleidsmatig meedenkt naar wat er allemaal nodig is om zo’n traject goed van de grond te krijgen.”
Het is het waard. “Puur economisch gezien al, want als wij deze leerlingen niet in het reguliere onderwijs opvangen maar doorverwijzen naar het voortgezet speciaal onderwijs, is dat uiteindelijk duurder. Ik denk dat we met elkaar de beweging moeten maken om zoveel mogelijk inclusief onderwijs aan te bieden. Dus dat we zoveel mogelijk proberen om kinderen met elkaar te laten opgroeien, zonder tweedeling tussen speciaal en regulier onderwijs. Tenzij het echt nodig is.”
Iedereen is waardevol
Op het Guido Arnhem zijn bijvoorbeeld twee leerlingen met dwerggroei in het symbiosetraject . “Ze zijn niet langer dan een meter, maar functioneren wel in hun klas. Dat vinden wij belangrijk. Ze kunnen prima leren, ze hebben alleen wat extra zorg en aandacht nodig. Als we een dagje gaan schaatsen, kunnen zij niet meedoen, maar bij ons heerst zo’n klimaat dat we direct gaan kijken wat we dan wél kunnen doen. En dat is een belangrijke vaardigheid om alle leerlingen mee te geven voor de rest van hun leven: we zijn allemaal verschillend, maar heb aandacht voor elkaar. Iedereen is waardevol. Ook als je autistisch of klein bent; je hoort erbij. Ons gebouw is bijvoorbeeld helemaal niet geschikt voor leerlingen met dwerggroei – we hebben heel veel trappen – en het is dan heel mooi om te zien dat een van de langste, ‘gewone’ leerlingen zo’n meisje de trap af helpt.”