Dr. Kristin Vanlommel is lector aan de Hogeschool Utrecht en werkt bij het Kenniscentrum Leren en Innoveren. Vanaf oktober 2020 zal ze zich storten op het lectoraat onderwijsvernieuwing. Wat houdt dit precies in en hoe zal ze te werk gaan?
Allereerst: waarom ben je van Universiteit Antwerpen naar Hogeschool Utrecht gekomen?
“Dat is vanuit mijn zoektocht naar mijn professionele identiteit zo gekomen. Ik word al lang gedreven door onderwijs. Eerst werd ik docent, omdat ik het bijbrengen van leerstof en competenties aan jonge mensen heel belangrijk vind. Het docentschap alleen gaf mij echter niet voldoende ruimte om op onderzoek te gaan, want ik kijk ook graag met een wetenschappelijke en dus onderzoekende en analytische blik naar onderwijs. Daarom heb ik daarnaast een masteropleiding Onderwijswetenschappen gevolgd. Ik was blij op de Universiteit Antwerpen, maar op een bepaald moment stond ik plots ver van de praktijk, waar mijn goesting voor onderwijs is begonnen. Voor de combinatie van onderzoeken en onderwijzen in de praktijk bleek het hbo in Nederland het geschikte werkveld voor mij.”
Je start in oktober 2020 met het lectoraat onderwijsvernieuwing en gaat dus praktijkgericht onderzoek uitvoeren ten behoeve van innovaties in het onderwijs. Hoe pak je het aan?
“Ik volg met mijn onderzoek twee sporen. Enerzijds een reactief spoor. Dat wil zeggen dat ik ga kijken welke vragen in het onderwijs leven om te ontdekken wat de praktijk nodig heeft. Daarnaast ga ik op meta-niveau proactief nadenken over wat er op de praktijk gaat afkomen. In beide sporen zal onderzoek een belangrijke rol spelen. Ik ga bestuderen wat werkt, wat niet en hoe dat komt: ‘evidence-based’ veranderen dus. Dit alles om ervoor te zorgen dat de onderwijspraktijk er beter van wordt. Minder abstract gesproken: ik ga veel in dialoog met partners en meelopen in de praktijk. Daarnaast ga ik onderzoeken opzetten en uitvoeren en de resultaten ervan interpreteren. Hieruit volgen publicaties die zinvol naar de praktijk vertaald kunnen worden en tegelijkertijd een wetenschappelijk doel dienen.”
Het is voor geen enkele persoon prettig als data iets anders zegt dan de ervaring of intuïtie
Wat is het belang van een lectoraat onderwijsvernieuwing?
“Daar hoort een genuanceerd, tweedelig antwoord bij. Ten eerste moeten we niet te veel willen veranderen en vernieuwen. Ik zeg heel bewust ‘veranderen en vernieuwen’, want die twee dingen zijn niet hetzelfde. Veranderen is het aanpassen van korte, praktische dingen, zoals het invoeren van een nieuwe methode. Vernieuwen gaat dieper tot de kern en is voor de langere termijn. Hier horen vragen bij zoals: hoe komt het dat dit probleem zich voordoet en waarom pakken wij de dingen aan zoals we ze aanpakken?”
“Punt twee is dat vernieuwingen pas effectief worden als scholen ze goed implementeren, monitoren en vasthouden. Alleen dan kun je vernieuwingen duurzaam maken. Dit lukt beter als scholen bij aanvang duidelijke keuzes durven te maken in hun doelstelling. We zien nu regelmatig onderwijsinitiatieven mislukken, omdat er zo ontzettend veel gebeurt, met veel enthousiasme, maar dat men al op een andere trein is gesprongen voordat de eerste evaluatieronde is geweest. Dat is zonde en zou langer stand moeten houden. Elke school kan zelf een eindbestemming bepalen, tevens het spoor ernaartoe, maar daar moet het schoolbestuur dan wel de focus op leggen en langdurig aan blijven vasthouden.”
Welke uitdagingen voorzie je bij het lectoraat onderwijsvernieuwing?
“Docenten denken en redeneren graag vanuit een onderbuikgevoel, ervaring en hun eigen referentiekader. Ze willen vaak vooral snelle, praktijkgerichte oplossingen. Wat mij betreft hebben ze nog te weinig een onderzoekende houding. Daar zit dus frictie, want als onderzoeker wil je juist graag in kaart brengen wat op langere termijn werkt aan de hand van data, van een stevige evidence-base.”
“Het schuurt ook nog op een ander vlak. Verandering is namelijk niet prettig. Als je dingen al heel lang op een bepaalde manier doet en waarvan je rotsvast overtuigd bent, dan is het vervelend als er iemand langskomt die je voorlegt: ‘Waarom doe je dat zo? De data stelt in vraag of jouw methode wel optimaal is.’ Het is voor geen enkele persoon prettig als data iets anders zegt dan de ervaring of intuïtie. Onderzoek heeft ons geleerd dat dit in eerste instantie vaak weerstand oproept. Dat is niet per se nodig, want deze momenten laten je nadenken en daarvan kun je juist leren.”
We moeten onthouden dat verandering geen gebeurtenis is, maar een proces
“Tot slot moeten we onthouden dat verandering geen gebeurtenis is, maar een proces. Een langdurig proces. Dus we moeten er rekening mee houden dat we er meerdere jaren voor nodig gaan hebben als we dit goed willen doen en duurzaam willen maken. Uiteindelijk is de verandering of vernieuwing niet het doel op zich. We willen boven alles de ontwikkeling van leerlingen en studenten optimaliseren. Dat dit een lang en traag proces is, is een eerste belangrijke inzicht. Ook voor beleidsmakers. Tegen hen zou ik willen zeggen: gooi niet zomaar wat projectgeld tegen een kortlopend project aan, want daarmee vind je het antwoord niet. Hiermee zijn ook geen grote veranderingen of vernieuwingen mogelijk.”
Wat zijn de drie belangrijkste doelen die je hebt gesteld met het oog op het lectoraat onderwijsvernieuwing?
“De eerste grote uitdaging is om generieke inzichten te krijgen in hoe we vernieuwingen in onderwijs kunnen organiseren om ze succesvol en duurzaam te maken. Om te leren van wat werkt, maar ook van wat niet werkt. Onderwijs is complex, het kan en hoeft niet perfect te lopen, maar we willen er gezamenlijk wel van leren. Daarnaast zou ik er heel graag voor willen zorgen dat docenten een meer onderzoekende houding krijgen door onder meer datagebruik te normaliseren. En met data bedoel ik in dit geval niet alleen cijfers, maar ook wetenschappelijke artikelen, observaties en gesprekken tussen docenten onderling, tussen een docent en een leerling of tussen een docent en ouders. Tot slot wil ik met mijn lectoraat ook graag een duidelijke plek innemen, waar kennis en partners rond onderwijsvernieuwing elkaar vinden.”
Wat kunnen scholen doen?
“Het wordt een hele uitdaging, daarom is het heel belangrijk voor scholen om een goed plan voor kwaliteitsontwikkeling te hebben. Het start bij de vragen: wie zijn wij als school? Waar staan we op dit moment? Hoe onderscheiden we ons van alle andere scholen? Wat willen we bereiken en wat gaat er dan beter worden? Van daaruit kun je een visie en richting bepalen. Dat lijkt misschien een open deur, maar zo’n duidelijk plan opgebouwd rondom duurzame kwaliteitsontwikkeling wil nog weleens bij scholen ontbreken. Ook het monitoren en evalueren van ingezette vernieuwingen moet een vast onderdeel worden binnen beleid omtrent onderwijsvernieuwing. We moeten niet allemaal zomaar wat doen, langs elkaar heen.”