Het bieden van hulp aan leerlingen in het voortgezet onderwijs bestaat uit een veelvoud aan ondersteuning voor een veelvoud aan hulpvragen. Bij alle ondersteuning die geboden wordt, staat één aspect centraal: iedere leerling krijgt maatwerk. Maar hoe pakken ondersteuningscoördinatoren het aan wanneer een leerling hulp nodig heeft? Yvonne Casteleijn en Ilse van Galen werken op twee totaal verschillende scholen, maar hun werkwijze en rol als spin in het ondersteuningsweb is vergelijkbaar. Allebei geven zij aan dat hun werk door corona veranderd is.
Ondersteuningscoördinator Yvonne Casteleijn
Yvonne Castelijn is ondersteuningscoördinator bij het Hendrik Pierson College in Zetten. Op het HPC zitten 850 leerlingen, van VMBO tot VWO plus.
“Maatwerk bieden aan leerlingen klinkt simpel, maar in de praktijk is het vaak niet zo eenvoudig. Bij leerlingen met dyslexie of Autisme Spectrum Stoornis (ASS) is het in de meeste gevallen wel duidelijk. Maar soms ben je zoekende: is dit pubergedrag of is er meer aan de hand? Als een probleem geconstateerd wordt, is het in eerste instantie de mentor die aan de slag gaat. Hij of zij neemt contact op met de ouders. Voor ouders is het vaak prettig dat problemen herkend worden. Het is bovendien belangrijk om samen met ouders op te trekken.”
Territoriumgedrag en angststoornissen
“Mijn werk is door corona wel veranderd. We zien na corona een toename van gedragsproblemen bij ons op school. Je hebt te maken met kinderen die bijna twee jaar thuis gezeten hebben. Dat heeft natuurlijk veel gevolgen voor de sociale ontwikkeling. Jongens vertonen meer territoriumgedrag. Bij meiden zien we meer angst- en paniekstoornissen.”
“Wanneer problemen mentoroverstijgend zijn, komt de ondersteuningscoördinator in beeld. Mijn belangrijkste taak is om te zien wat een leerling nodig heeft. Je bent echt de spin in het web. Alles loopt via de ondersteuningscoördinator. Ik coördineer, maar vanzelfsprekend ontkom je er niet aan om zelf ook gesprekken te voeren. Ik sta natuurlijk niet alleen. In onze school hebben we een orthopedagoog, een counselor, twee vertrouwenspersonen en twee remedial teachers in huis. Daarnaast komen we één keer in de zes weken bij elkaar met een zorgadviesteam, waarin ook de GGD, de gemeente en schoolmaatschappelijk werk zitten.”
Moed in de schoenen
“Er zijn korte lijntjes. We weten elkaar makkelijk te vinden, dus we wachten niet zes weken tot het volgende overleg als een leerling hulp nodig heeft. Mijn taak zit erop op het moment dat een leerling de ondersteuning krijgt die nodig is. Je bent als ondersteuningscoördinator niet nodig tot het moment dat de problemen over zijn, maar tot het moment dat er geen hulpvraag meer is. Wat daarbij meespeelt is de gedachte dat we een onderwijsinstelling zijn en geen zorginstelling.”
“Samenwerking is de sleutel om ervoor te zorgen dat een leerling met een hulpvraag maatwerk krijgt. Soms heb je weleens te maken met een leerling waarbij je de moed in de schoenen zakt. Het is heel bevredigend als zo’n leerling na een aantal jaren toch met een diploma de school verlaat.”
“We zijn een onderwijsinstelling en geen zorginstelling.”
“De kunst is om het kind centraal te stellen.”
Ondersteuningscoördinator Ilse van Galen
Ilse van Galen is een van de twee ondersteuningscoördinatoren bij Aeres in Velp. Aeres heeft 560 VMBO-leerlingen en biedt ‘groen’ onderwijs. Naast reguliere lessen krijgen leerlingen ook praktijklessen in bijvoorbeeld groenvoorziening en plantenteelt.
“Bij Ares heet de ondersteuningscoördinator nog zorgcoördinator. Dat heeft te maken met persoonlijke voorkeur, maar daarnaast zijn we als school in transitie. We zijn de afgelopen jaren enorm gegroeid. Jarenlang waren we de kleinste school in de regio, maar waren we wel de school met relatief de meeste rugzakjes. We zijn een groene school en die trekt zachte, kwetsbare leerlingen. Om die reden is de zorgstructuur op onze school heel goed. Er is in het verleden goed geïnvesteerd in het team.”
Reden om te anticiperen
“De groei van onze school vraagt wel om een andere benadering. Eerder kenden alle docenten alle leerlingen. Dat staat nu onder druk. Bij Aeres hebben we een overzicht van iedere klas met daarin risico op verzuim en alle mogelijke aandoeningen. Dat overzicht maken kost veel tijd, maar het levert veel op.”
“Door het overzicht dat we hebben, kwamen we er een tijd geleden achter dat we een enorm hoog percentage leerlingen hebben met dyslexie. Voor ons was dat meteen een reden om te anticiperen: wat gaan we daarmee doen? Het heeft geleid tot het aantrekken van een docent met een LC-functie.”
We doen het met elkaar
“Mentoren zijn de spil. Zij zijn degenen die in gesprek gaan. Als er meer nodig is, dan schakelen ze door naar ons. Dan gaan we samen om tafel. We doen het met elkaar. Daar ligt de nadruk. We nemen altijd contact op met de ouders, maar ook de leerling zit aan tafel. Die heeft ook een rol. Het is de kunst om het kind centraal te stellen.”
“Behalve via de mentor, krijgen we veel binnen van de dagcoördinatie. Naast de ingang hebben we een lokaal waar fulltime iemand zit met een pedagogische achtergrond. Dit is de plek waar leerlingen zich melden als ze eruit gestuurd zijn of als ze te laat zijn. Maar het is ook de plek waar een leerling even een babbeltje kan maken. Het is met nadruk geen strafplek. Het lokaal is tien jaar geleden in het leven geroepen om rust te krijgen in de school. Het werkt op alle vlakken heel goed.”
“In de ochtend zit daar nu een jongen die niet meer te handhaven is in zijn klas. Er ligt nu een aanvraag voor speciaal onderwijs. Tot die tijd werkt hij in dat lokaal. Dat is goed voor hem en goed voor de klas.”
Geen onderdeel meer van de groep
“Corona heeft veel schade aangericht. Na corona hebben we meer te maken met motivatieproblematiek bij leerlingen. Sfeer en veiligheid zijn bij ons op school altijd heel belangrijk geweest. Wij merken na corona dat veel leerlingen zich geen onderdeel meer voelen van een groep. Met name in de bovenbouw merken we binnen het zorgteam dat er meer depressie is.”
“Ik denk dat wij wat langer doorgaan in het bieden van ondersteuning dan de meeste andere scholen. We hebben een goede zorgstructuur, maar we zijn geen zorgschool. Dat is iets dat we wel voor ogen moeten houden. We moeten niet op de stoel van de therapeut gaan zitten. Wat niet meehelpt is dat veel dingen worden afgewenteld op scholen. Het komt te vaak voor dat scholen een maatschappelijk probleem mogen oplossen.”
Het artikel ‘maatwerk via de ondersteuningscoördinatoren is geschreven in het kader van het project In Verbinding, waar kennisdeling binnen ons samenwerkingsverband centraal staat. Lees alle artikelen op de pagina van In Verbinding.