Steeds meer gezinnen in Nederland hebben te maken met armoede. Ook veel jongeren worden hierdoor getroffen. Hoe herken je als mentor signalen en hoe ga je hiermee om? Mentoren Bart Groenenberg en Sebastian Altena vertellen uitgebreid over hun aanpak.
Bart Groenenberg, mentor OBC Elst:
“Ik denk dat het bij ons op school meevalt met armoede, maar dat is moeilijk te zeggen. In steden is het probleem denk ik groter dan in een kleinere gemeente als Elst. Er is natuurlijk veel verborgen armoede, want er heerst nog steeds een groot taboe op. Daardoor is het lastig om te signaleren. We weten niet wat we niet zien, dus het is niet eenvoudig om te zeggen hoe groot het probleem werkelijk is.”
“Signalen die je ziet als mentor zijn bijvoorbeeld dat een leerling wat minder verzorgd is en vieze kleding aan heeft. Wat ook opvalt: wanneer leerlingen geen lunch bij zich hebben, al heb je natuurlijk ook leerlingen die gewoon vaak hun lunch vergeten.”
Mentoren over armoede: vertrouwensband
“Ik heb met name brugklassen VMBO-t en HAVO gehad als mentor. Je maakt leerlingen anders mee dan als docent. Als mentor heb je een betere band en is het makkelijker om het gesprek aan te gaan. Maar het hoeft natuurlijk niet de mentor te zijn. Het kan ook een docent zijn, of de conciërge. Als je een goede vertrouwensband hebt, komen leerlingen vaak zelf met hun problemen naar je toe. Het belangrijkste is dat een leerling weet dat ‘ie bij je terecht kan wanneer er problemen zijn.”
“Als ik signalen zie bij een leerling, ga ik vaak in de pauze even een praatje maken. Meestal begin je dan over voetbal of over iets anders, maar langzaam maar zeker zeg je dan toch: ‘Hé, ik zie dat je geen lunch bij je hebt.’ Als je zoiets ter sprake brengt, krijg je soms een open en eerlijk antwoord en soms draait een leerling er omheen. Dat is niet zo vreemd. Geen enkel kind wil zijn ouders afvallen.”
Spanningen thuis
“Een luisterend oor scheelt vaak al heel erg veel. Wanneer ik problemen signaleer waar iets mee moet gebeuren, schakel ik hulp in. Dat kan de zorgcoördinator zijn of het schoolmaatschappelijk werk. Samen bekijk je dan wat je doet. Dat is afhankelijk van de situatie. Wanneer er sprake is van armoede, valt op dat er vaak ook veel spanning is thuis. Schoolmaatschappelijk werk speelt dan een rol. Die heeft een ingang om het te hebben over de spanningen thuis. Na de spanningen, heb je het daarna ook over armoede.”
“Ik denk dat er de laatste tijd aardig wat armoede is bijgekomen. We zitten in Elst, dus we hebben Elstar appels op school die leerlingen kunnen pakken. Die zijn erg populair. Verder zien we bij het OBC in Elst dat leerlingen ’s middags vaak wat langer op school blijven. We hebben een goed geïsoleerd gebouw en het is hier lekker warm. Dat is vaak anders dan thuis, waar de verwarming laag staat.”
“Wanneer er sprake is van armoede, zijn er vaak ook veel spanningen thuis”
“Ik leg leerlingen uit dat armoede heel normaal is en veel vaker voorkomt dan je zou denken”
Sebastian Altena, mentor Leerpark Arnhem:
“Bij Leerpark Arnhem ben ik docent Algemeen Vormend Onderwijsvakken en mentor van een klas eerstejaars leerlingen. Leerpark Arnhem is anders georganiseerd dan een reguliere scholengemeenschap. We geven praktijkonderwijs en we hebben kleine klassen. De mentor-leerlingrelatie is intensiever omdat we meer uren hebben samen. Veiligheid en vertrouwen is belangrijk en dat is hier op school ruim aanwezig. Leerlingen delen daarom snel waar ze mee zitten.”
Dagopening
“We beginnen standaard met een dagopening van twintig minuten, vergelijkbaar met het kringgesprek op de basisschool. Tijdens die dagopening nemen we de dag door, maar leerlingen gebruiken dat ook vaak om te bespreken waar ze mee zitten. Deze doelgroep is vrij open.”
“Signaleren is de belangrijkste functie die je als mentor hebt. Dat geldt voor alle problemen, ook voor armoede. Waar je bijvoorbeeld op let: of een leerling geen lunch bij zich heeft of vieze kleding draagt. Als je dat ziet, spreek je een leerling aan. Soms wordt daarna het zorgteam op school ingeschakeld, maar vaak is een praatje maken al voldoende voor een leerling.”
Taboesfeer
“Als mentor vind ik het ook belangrijk om armoede uit de taboesfeer te halen. We hebben hier op school vrij veel leerlingen die uit gebroken gezinnen komen, waar armoede nou eenmaal vaak voorkomt. Veel ouders moeten hard werken om het hoofd boven water te houden. Omdat het zo in de taboesfeer zit, is er veel verborgen armoede. Veel kinderen lopen wel rond in dure kleding met een nieuwe telefoon, terwijl er thuis niet genoeg geld is voor eten. Dat is iets waar je doorheen moet kijken.”
“We maken op school ook gebruik van het VIOS-programma: Veiligheid In en Om School. Jongeren die te maken hebben met armoede, zijn ook gevoelig voor jeugdcriminaliteit. De toename van jeugdcriminaliteit gaat denk ik gelijk op met de toename van armoede. VIOS is bedoeld om jongeren ondanks de verleidingen op het rechte pad te houden.”
Omgaan met geld
“We hebben op school vrij veel leerlingen uit sociaal arme gezinnen. Hun ouders hebben vaak niet geleerd hoe ze met geld om moeten gaan. Ik bespreek armoede dus ook klassikaal. Ik leg ze uit dat armoede heel normaal is en veel vaker voorkomt dan je zou denken. Binnen het lesprogramma hebben we om die reden ook aandacht voor de vraag hoe je omgaat met geld. Veel leerlingen hebben totaal geen besef van geld. Ik zet op het schoolbord weleens een ouderwets huishoudboekje. Hoe hoog zijn je vaste lasten? Hoeveel geld besteed je aan eten en drinken? Veel kinderen hebben geen flauw idee. Wat is belasting? Wat is verzekering? Ze weten het niet.”
“Dit soort lessen zijn heel succesvol. Veel leerlingen zijn enorm gedreven om te leren. Ik blijf me erover verbazen hoe graag onze leerlingen willen leren.”
Dit artikel ‘mentoren over armoede’ is geschreven in het kader van het project In Verbinding, waar kennisdeling binnen ons samenwerkingsverband centraal staat. Lees alle artikelen op de overzichtspagina van In Verbinding.