5 juli 2023 – Op 1 juni jl. nam Eustache Sollman ons in een online bijeenkomst mee in het onderwerp selectief mutisme en extreme verlegenheid in het VO.
Eustache is auteur, begeleider en trainer. Hij is werkzaam bij SOTOG en als zelfstandige.
De DSM definitie van selectief mutisme is: het kind praat thuis wel, maar in andere sociale situaties niet of zeer weinig. Het is geen taal/spraakprobleem. Diegene kan het wel, maar het lukt niet. Een belangrijke vraag is: wat is er aan de hand dat iets wat ze wel kunnen, niet lukt?
Er zijn een aantal kenmerken die voorkomen bij leerlingen met selectief mutisme:
– Vaak speelt angst een rol, bij 60% gaat dit om sociale angst. Als reactie zie je bij deze leerlingen meestal het bevriezen/blokkeren en daarna vluchten. Het kan helpend zijn om uit te leggen hoe angst werkt en proberen voor de blokkade in te springen. Boos doen, weigeren om mee te doen of perfectionisme kunnen uitingen zijn van de onderliggende angst. Zeker in de puberteit is dit lastig te onderscheiden. FRT kan hier soms veel in betekenen.
– Wel actief meedoen in de les en betrokkenheid tonen, maar bijvoorbeeld na het vinger opsteken geen antwoord geven. Dit kan gestimuleerd worden door nabijheid te zoeken en veiligheid te creëren. Je kunt bijvoorbeeld de mogelijkheid bieden iets op te schrijven of te checken of de leerling het wel weet en te vragen of hij/zij het wil delen.
– Moeite met keuzes maken. Als docent kun je hierin een stap terug (verwachtingen bijstellen) en/of keuzes voor de leerling maken. Omdat er een bepaalde overlap is met de problematiek bij ASS, is deze expertise ook zinvol om te raadplegen.
– De omgeving: deze kan een rol spelen in het in stand houden van de problematiek. Leerlingen met selectief mutisme willen graag controle houden, als je daarin meegaat (bijvoorbeeld ziekmelden) dan blijft het patroon voortbestaan.
Welke behandelingen zijn er?
Gedragstherapeutisch behandelprogramma: door exposure leert het kind met de angst om te gaan. Grens tussen school en hulpverlening: er zijn zaken waarmee een school kan oefenen maar het is ook zinvol om er intensievere gedragstherapie in te zetten. De sleutel is de kinderen/jongeren zelf het inzicht te geven. Het probleem is in ieder geval niet op school op te lossen. Behandeling duurt gemiddeld 1 à 2 schooljaren, hierbij gaat het om jonge kinderen. Bij VO leeftijd zal dit langer zijn. Dus goed om van tevoren ook verwachtingen uit te spreken. De lijn van het proces is heel grillig: als het een tijd goed gaat komt daarna vaak het besef dat steeds moeilijker gaat worden. Er ontstaat een leerkuil, maar er zijn wel stappen gemaakt. Soms is het goed even afstand te nemen met docent en ouders. Het is steeds de balans zoeken tussen een duwtje geven en beschermen.
Verder is het belangrijk om leerlingen inzicht te geven in hun angst, dit te erkennen maar hun wel hierdoorheen te helpen. Op die manier doen ze succeservaringen op en ontstaat er een leercurve. Bij herhaling en oefening zal de angstdrempel minder worden. Visualiseren kan helpend zijn.
Door Céline Jansen